Glijbaan,
slijerbane, schuifaf, slèrboane.
Voor het
vak taalvaardigheden trokken we op onderzoek met enkele enquêtes. We wilden te
weten komen welke dialectische woorden mensen gebruiken voor bepaalde soorten
kinderspelen.
Het
onderzoek was een initiatief van het Expertisecentrum van Erfgoededucatie.
De
woorden waarmee we op onderzoek gingen waren: verstoppertje, schommel,
kiskassen, koprol, hinkelen, glijbaan, vlieger, bikkelen, proppenschieter en
katapult.
Tijdens
het afnemen van de enquêtes werd van ons verwacht Algemeen Nederlands te
spreken.
Na het
afnemen van de enquêtes werd van ons ook verwacht de resultaten te verwerken.
Het viel
me op dat dialectwoorden heel streekgebonden zijn en voor een andere streek
totaal onverstaanbaar zijn.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten